In 1978 bestond de Naschja kennel 12½ jaar. De Hondenwereld publiceerde onderstaand artikel van de hand van mw Pauwels:

        image002

KENNEL NASCHJA 12½ JAAR

 

TERUGBLIK

Asta heette zij, de eerste Samojeed, die ik ontmoette en die mij als gezelschap, meester en knecht koos; het was liefde op het eerste gezicht van beide kanten. Ze was geboren in 1938, zonder stamboom (dachten we toen), en opgegroeid in een druk gezin waar voor de hond niet veel aandacht en liefde over was. Ik leerde haar kennen in 1941 en vanaf die tijd -ik kocht haar in 1943- waren we onafscheidelijk; op de tennisbaan, in trein en bioscoop, overal was ze mijn metgezel, wellicht ik de hare.

Helaas is ze te jong gestorven aan een vorm van hondenziekte -preventieve inenting gebeurde toen niet altijd- een ziekte, die zich openbaarde toen haar pups twee maanden oud waren. Na Asta's dood heb ik de stamboom, die nota bene nog bij de fokker aanwezig was, doorbemid­deling van de heer Spaapen ontvangen. Hieruitbleek, dat Asta als Volga geregistreerd stond; dochter van Mischa van Rehoboth, klein- en achterkleindochter van de eerste geïmporteerde honden uit Engeland, o.a. Kamp.Polar Star of Farningham, Kamp. Polar Light of Farn., Kamp. Ikonof Farn. en Kamp. Narucha of Farn., Karin von Reckleben en Duinrand's Roxane.

Voor insiders klinkende namen uit bekende kennels; honden, waarop ik later nog terug zal komen. De kombinatie Volga x Samojeed mét stamboom resulteerde in een worp van zes pups, waaruit ik de teef Tinka behield. Deze Tinka was een even fijne hond als haarmoeder; ze was lief en waakzaam bij onze kinderen, die in de vijftiger jaren geboren werden.

                                                image004

Tinka als beschermster-

HERKOMST

 Veel is reeds geschreven over de geschiedenis, herkomst etc. van de Samojeed. Toch wil ik u een kort overzicht niet onthouden. In het voorjaar van 1889 maakte Kilbum Scott een reis naar Archangel om vandaaruit de Samojedenbevolking te bezoeken met als doel honden uit te zoeken voor import naar Engeland. Een primitief Nomadenvolk, dat over een groot gebied te vinden is; vanaf de Witte Zee tot de Jenissei rivier, op het Schiereiland Jalmal en o.a. op de eilanden Waigatsch en Kolgujew. Een volk, dat in hoofdzaak leeft van de jacht, visvangst en rendierteelt.

 

GEBRUIKSHOND

Zeer afhankelijk is dit volk van zijn honden, Samojeden, zoals gebruikelijk bij nagenoeg alle Siberische volkeren naar de bevolking genoemd. Honden, die niet alleen rendierhoeder, maar ook jachthond, waakhond en in mindere mate sledehond zijn; dit eigenlijk alleen, indien er geen rendieren gebruikt kunnen worden. Honden die ook speelkameraad voor de kinderen zijn, letterlijk manusje van alles. Dit volk leeft in tenten, die opgebouwd zijn van palen en overtrokken met rendierhuid. Het is een van de zachtaardigste poolvolkeren met in verhouding en tot op zekere hoogte, veel liefde voor zijn honden, die 's nachts om en bij de kinderen mogen slapen, hetgeen ze tegenwoordig, ook in gematigder klimaten, nog altijd demonstreren door 's avonds, meestal als eerste, naast of liever op het bed te gaan liggen. Ik weet dit uit ervaring! Zoals gezegd zijn het gebruiks(werk)honden met een veelzijdige ontwikkeling, uiterst belangrijk en waardevol voor een nomadenvolk.

 

SEIZOENTREK

In de zomer, die slechts ca. 3 maanden duurt, wanneer het Samojedenvolk met rendieren en verdere bezittingen naar de kuststreken trekt, omdat voor mens en dier de muskietenplaag in de bossen ondraaglijk wordt en bovendien omdat er onvoldoende voeding voor de rendieren is, hoeden de honden de rendieren, terwijl de bevolking zich wijdt aan de visvangst. Tijdens deze tochten helpen de honden vaak de boten door de rivieren te trekken. Vóór de winter invalt, ongeveer half september, gaat de trek weer evenzovele honderden kilometers terug naar de  bossen, die méér bescherming bieden tegen de koude, en waar de honden nu helpen met de jacht op boshoenders, eekhoorns en dergelijk klein wild. Het alléén nuttigen van rendiervlees zou te eentonig worden en wellicht ook te kostbaar. Ook een, overigens zeldzame, berenjacht schijnt een groot "genoegen" voor de honden te zijn. Bewaking van tenten, volgepakte sleden en verdere eigendommen wordt eveneens aan de honden overgelaten en deze eigenschap bezit onze Sam ook nu nog zeer duidelijk.

 

                                                         image006

Romyka

EIGEN TYPE

Bij de Samojedenbevolking heeft iedere stam zijn eigen type honden. De Nomadengroep heeft zuiver witte, anderen hebben veelal gevlekte of bruine, soms zelfs zwarte honden, waarvan de bouw onderling ook vaak verschilt. De honden worden door de bevolking "Voinaika " genoemd -waarvan de Russische benaming "Laika" is, hetgeen blaffer betekent. Verwondert het u nu nog dat de Samojeden, bijvoorbeeld op tentoonstellingen, zo uitbundig blaffen? Naar verluidt worden de Samojeden reeds vanaf het stenen tijdperk als hoeders van de rendierkud­den gebruikt, terwijl de rendieren zelf als sledetrekkracht aangewend worden; een groot verschil dus met de Eskimo's, die zwaardere honden, vaak bastaards, voor de sleden spannen en deze ook gebruiken bij de jacht op rendieren (kariboes).

 

HONDEN OVERBODIG?

Het bovenstaande is echter grotendeels verleden tijd. Door de industrialisatie van Siberië is er van de autochtone bevolking en hun leefwijze waarschijnlijk niet veel meer terug te vinden. Motorsleden hebben veelal de plaats ingenomen van rendier en hond; woningen de plaats van tenten, terwijl reservaten voor de rendierfokkerij de hond ook hier overbodig maken. In afgelegen gebieden kan men zich misschien nog wanen in de tijd rond de eeuwwisseling.

 

RASKENMERKEN SAMOJEED -KEESHOND

Hoewel niet-kenners de Samojeed vaak voor "grote Keeshond" verslijten, zijn er toch enkel typerende verschillen. Ten eerste de bouw. De Keeshond is een enigszins vierkante hond, de Samojeed is daarentegen gebouwd op een snelle gang, waarbij rug en hals langer-gestrekter zijn. Ook de koppen verschillen beduidend, die van de Sam is veel langgerekter. Een zeer groot verschil is er ook in karakter. Waar de Keeshond een erf- en waakhond is, dus altijd om en nabij het huis, heeft de Samojeed een typisch jachtinstinct, waarbij hij de vrijheid mint.

                                                  image008

Yack en Sandy,  4 maanden

KARAKTER

Wat mij vanaf de eerste kennismaking nog steeds erg boeit is het karakter van de Samojeed: haast katachtig, vriendelijk en toch terughoudend, moedig maar niet agressief, aanhankelijk en tevens zelfstandig, rustig in huis doch buiten de (ongehoorzame) jager, niet uitdagend, maar, indien nodig, verdedigend. Uitzonderlijk is zijn blijde lach, die hem zo'n "tevreden" uitdrukking geeft en zijn verre, peinzende "zeemansblik". De Samojedenhond is even vriendelijk als de Samojeden-bevolking. Hij wordt wel eens de "ideale hond voor kinderen" genoemd. Véél verdraagt hij van ze, zelfs pijn. Mijn hond Tinka omringde en beschermde de kinderen altijd, terwijl ze toch al zes jaar was toen deze geboren werden. Samojeden zijn roedeldieren met een sterke verzorgingsdrift, hetgeen ook tot uiting komt als bijv. een van mijn teven een nest heeft; tot op de hoge leeftijd van bijna 12 jaar verzorgde onze Naschja de pups van de anderen, sterker nog, ze gaf zelfs "melk". De toewijding van de Sam tot de mens is de eeuwen door behouden gebleven en maakte de Sam tot een attente en rustige huishond.  

                                                  image010

Naschja van het Sneeuwhuis

 VRIJBUITER

 Buiten, in vrijheid, is hij de toewijding ogenschijnlijk vergeten, maar op het moment waarop we denken "nu is hij verdwenen" staat hij daar met een onschuldige en verbaasde blik: de jager, niets vermoedend van de bezorgdheid van zijn baas. Plotseling is hij weer verdwenen en hetzelfde spelletje herhaalt zich, voorwaar een zeer onaangename (bos)wandeling, die in ons overbevolkte landje wel eens verkeerd kan aflopen. Op een stil strand zijn de mogelijkheden voor, en het zicht op, de hond wat groter, maar ook dan wil hij nog  wel eens in de duinen verdwijnen. Graag is hij bij de mens, liefst alles samen doen, autorijden, wandelen, ja zelfs zwemmen is een lust voor hem, en hij is uitgedold -minstens elke dag een uur vrije beweging- dan heeft men er thuis geen kind meer aan. Als kennelhond voelt hij zich ongelukkig, zeker als hij geen speelkameraad heeft. Binding met de mens (roedelvorm) is noodzaak voor zijn geluk.

 

ANDER RAS

Vaak heb ik mij in de loop der jaren afgevraagd: "Welk ander ras zou ik prefereren?" Ik weet het gewoon niet, toch maar wéér een Sam met zijn eigenzinnig en aanhankelijk karakter, denk ik. Het moet mij evenwel van het hart, dat sommige van de tegenwoordige Sams agressiever (banger?) zijn dan die van enkele tientallenjaren geleden. Milieu- verandering? Foutief fokken ? Ik weet het niet zeker, maar waarschijnlijk zijn we hier zelf debet aan. Fokken is niet eenvoudig, maar "let op uw saeck" vooral wat het karakter betreft. Het karakter van de Sam is voor mij, evenals het type, nog altijd een van de belangrijkste "onderdelen" van de Samojeed.

 

DE VACHT

In het klimaat waarin de Sam zijn werk verricht wordt een voor koude en vocht ondoordring­bare vacht verlangd, met een dichte ondervacht en wat langer bovenhaar, dat iets van het lichaam afstaat. Dit geldt voor de reuen; teven-vachten hebben een ietwat andere structuur, enigszins gladder liggend en korter bovenhaar, zonder evenwel aan ondervacht in te boeten. Kraag, voor- en achterpoten plus staart hebben een langere beharing. Het dekhaar vertoont glinsterpunten wanneer de zon er op schijnt, niet te verwarren met de glanzende vacht van een gezonde en goed verzorgde hond.

 

MATEN

Volgens de Engelse standaard, opgesteld door Kilburn Scott en voor het laatst gewijzigd en aangenomen in 1967, zijn de hoogte voor reuen 50,8 tot 55,8 en voor teven 45,8 tot 50,8 cm. Gewicht evenredig aan de grootte, ongeveer 20 tot 25 kg voor de reuen en ongeveer 16 tot 20 kg voor de teven. Bij reu en teef is het onderscheid zeer duidelijk zichtbaar.

 

 BOUW

Als werk/sledehond moet de Samojeed snelheid, uithoudingsvermogen en kracht bezitten. Hiervoor is een sterk ontwikkeld spierstelsel nodig en een lichaamsbouw, die voldoende ruimte biedt voor de inwendige organen; diepe borst, ribben goed gewelfd zonder evenwel rond te zijn, middelmatig lange hals en fier gestrekt, lange en hoge schoft, romp langer dan schouderhoogte, buik matig opgetrokken. Een vierkante Sam is verwerpelijk; dit zou het dravende werk belemmeren. Het gangwerk van de Samojeed moet vlot, soepel, sierlijk en snel zijn als men bedenkt, dat hij het snelle rendier moet kunnen hoeden.

                                                   image012

Correcte vlakke schedel (1977)

 

hoofd: Wigvormig, krachtig belijnd, voorsnuit ongeveer gelijk aan schedellengte, weinig stop, brede en vooral vlakke schedel. Teven evenredig wat fijner, echter zonder spits te worden. Neus zwart, mag wisselen tot bruin of vleeskleurig, vaak afhankelijk van gemoedsstemming en jaargetijde. Lippen zwart gerand. Ogen amandelvormig en midden tot donker hazel­nootkleurig, zwart omrand met lange wimpers, de zgn. sneeuwbril. Oren niet te groot, stevig, enigszins afgerond aan de toppen en breed aan de wortel, wijd uit elkaar staand en tamelijk laag ingeplant. Oorschelp behaard.

 

gebit: Boventanden even over de ondertanden sluitend, schaargebit, krachtig en ontwikkeld. voor- en achterhand: Omdat bij een sledehond de voorhand veel de arbeid verricht, behoort deze goed gespierd en van vlak aanliggende, schuin geplaatste schouders voorzien te zijn met eveneens schuinliggende opperarm en rechte onderarm. Achterhand goed gehoekt, sprong niet te sterk gebogen, heup en kniegewrichten eveneens zeer gespierd.

staart: Dik en lang behaard met flauwe boog over de rug gedragen en naast de rug eindigend, in rust vaak afhangend. Eerder hoog dan laag ingeplant en reikend tot het spronggewricht.

voeten: Lang, hazevoeten, licht gespreid en aan de onderkant goed behaard, achtervoeten iets langer dan de voorvoeten.

 

FOUTEN

Dit zijn alle kenmerken, die tegenstrijdig zijn aan de raspunten. Jammer dat deze raspunten, evenals bij vele andere rassen, vaak vaag aangeduid zijn. De Amerikaanse standaard is veel uitvoeriger, zonder noemenswaard af te wijken van de Engelse raspunten. Wel zijn de maten, zowel voor reu als teef, ongeveer 3 cm groter; het gewicht natuurlijk evenredig hoger .

 

IMPORTEN UIT SIBERIE

Zoals reeds vermeld kocht Kilburn Scott in 1889 zijn eerste hond van de Samojeden­bevolking. Dit was een donker-biscuit, haast bruingekleurde hond, die hij Sabarka noemde en die enige tijd daarna gezelschap kreeg van Whitey Petchora. In later jaren kwamen daar de meegebrachte honden uit de noord- en zuidpoolexpedities bij van o.a. Jackson, Nansen en Shackleton, die allen naar de familie Kilburn Scott gingen. In zijn boek "Het eeuwige ijs" vertelt H.G.Ponting over die reis, die hij meemaakte naar de zuidpool o.l.v. Kapt. Robert Falcon Scott, de Britse zuidpoolexpeditie van 1910-1913. "In het begin van januari 1910 vertrok Meares (de honden-toezichthouder) naar Siberië om daar de benodigde honden en ponies voor transportdoeleinden aan te kopen. Alle dieren, dertig honden en negentien ponies, werden door Meares persoonlijk uitgezocht en beproefd. Dertig vreemde dieren uit Oost-Siberië, allen reuen, gehard en zeer uiteenlopend van type; sommigen leken meer op wolven dan op honden, anderen meer op coyotten met hun spitse snoeten en vosachtige ogen; één ding hadden ze gemeen, n.l. hun massieve voorpoten; Het gewicht van de grootste was maximaal 80 Engelse ponden. Tevens twee Eskimohonden, door de Noordpoolreiziger Robert Peary aan de expeditie geschonken, en een Herdershond uit Nieuw-Zeeland, een teef. In Engeland had Kapt. Scott drie aldaar gefokte Samojeden ten geschenke gekregen, maar deze aardige exoten waren totaal ongeschikt voor het inspannende werk, dat hen te wachten stond. Kapitein Scott had ondervinding opgedaan met deze honden gedurende de Discovery expeditie; ze waren niet te vergelijken met de geharde types, door Meares uit Siberië meegebracht. Een der Samojeden stierf op weg naar Nieuw-Zeeland; de twee anderen en de jongen, die ze geworpen hadden, werden weggegeven aan vrienden te Christchurch". Hieruit blijkt, dat de Samojeed geen geboren sledehond is, al trekt hij wel graag voor zijn plezier. In 1908 nam de familie Kilburn Scott de overbekende Antarctic Buck mee uit Australië, die geboren werd tijdens een zuidpoolexpeditie van Borchgrevink. Aan de Kilburn Scott's bleef de taak om uit deze mengelmoes van honden qua kleur en type een naar hun gevoel juist en vastomlijnd type te formeren. Met de genetische mogelijkheden voor het verkrijgen van een grote verscheidenheid zou het nog jaren duren voor men een alleszins uniform type kon verwachten. Ogenschijnlijk was dit een onbegonnen taak, maar met volharden en doorzetten kwam men tot een bruikbaar resultaat in het erkennen van de Samojeed in Engeland. Geheel tevreden was men echter nog niet, getuige het feit, dat in het begin van de twintiger jaren nog geïmporteerd werd uit Siberië.

 

IMPORTEN UIT ENGELAND

Na een lange fokperiode, met wisselend resultaat, kwamen in het midden van de twintiger jaren de eerste Samojeden naar Nederland, waarvan wel de bekendste Kampioen Farningham Ikon is geworden. Hij werd door mej.N.Dickhof (kennel Samoya) geïmporteerd en werd gebruikt bij de eveneens geïmporteerde teven Kamp.Farn.Ural (kennel Duinrand) en Farn.Mooswa. Uit de laatste kombinatie kwam dochter Samoya's Natacha bij mevr. Pieterse-Kalkman, toen nog Jetske Kalkman geheten, die hiermede de Jetske's kennel gestalte gaf.

 

SAMENWERKING

De eerste jaren werd door deze kennels onderling veel gekombineerd. In 1928 werd door mej.Kuipers een nieuwe reu geïmporteerd, Kamp.Farn.Polar Star, gevolgd door Farn. Nevarine in 1929. Uitgaande van dit basismateriaal werd in de dertiger jaren volop gefokt en de nakomelingen behaalden goede resultaten op de diverse tentoonstellingen.

 

NA-OORLOGSE FOKKERIJ

Na de bijna tot stilstand gekomen fokkerij in de jaren 1940-1945, waardoor het Samojeden­bestand sterk uitdunde, werden in het midden van de vijftiger jaren enkele teven geïmpor­teerd, n.l. Ibur Stella uit Noorwegen, door Koningin Juliana aan haar moeder, Prinses Wilhelmina, geschonken, en Pajamiehen Beatrix uit Finland voor de kennel Van Buruf, eig.: mevr.S.Bril-Burema.

                           image014

Ibur Stella met 4 Aardhuis pups

 

Met Beatrix is enkele malen gefokt, doch deze lijn heeft zich in latere jaren niet voortgezet. Ibur Stella (kennel Aardhuis) heeft, tweemaal gebruikt in kombinatie met Kamp. Bertil, W'53, '57 en '61 (eig.: de heer W.M.Clay), haar stempel gedrukt op de gehele na-oorlogse Samojedenfokkerij. Het bloed van deze geïmporteerde teef klikte wonderwel met het bloed van Bertil, wiens stamboom in 4e generatie terug gaat naar de eerste geïmporteerde Farningham honden.

                                              image016

kamp. Bertil

 

 (Vader van Bertil was de bekende Kamp. Astor v.d. Oldenhove, een hond die op 13-jarige leeftijd zijn eerste kampioenschap behaalde en in één jaar tijd definitief Ned. Kamp. werd; een unieke prestatie). In de Samoya kennel werd verder gefokt met twee hieruit voortgekomen teven in kombinatie met een inmiddels (eind vijftiger jaren) geïmporteerde reu uit Engeland, n.l. Rippleby Davy, Jw.'58, W.'58 en '59. Met een andere teef, Kamp. Sunna v.h.Aardhuis,W'60, werd teruggefokt op de vader, Kamp. Bertil en de uit deze kombinatie geboren Sunna's Astor (eig: mej.N.Schouten) werd later de vader van vele pups.

           image018     image020

                                      Sunna’s Astor                                                           Naschja Katincka’s Ninotschka

 

 Een broer van Sunna, Kjeld v.h.Aardhuis, werd tweemaal gebruikt bij Kamp. Anka vom Eismeer, een in Duitsland uit Engelse ouders geboren teef, gekocht door de heer J.R.Dijkstra. Uit deze kombinatie kwamen o.a. drie teven, t.w. Kamp. Orla v.h. Sneeuwhuis, Kamp. Kaissa v.h. Sneeuwhuis en Kamp. Naschja v.h. Sneeuw- huis. Met deze teven startten drie kennels, resp. kennel Tamadejo, Jarro- To en Naschja. Het zou te ver voeren verder in te gaan op de na-oorlogse fokkerijen en importen

 

KENNEL NASCHJA

Zo zijn we dan, in vogelvlucht, aangeland bij ondergetekende, oprichtster van de kennel Naschja, tien jaar na het heengaan van Tinka wederom gestart met het, zeer matig, fokken van Samojeden, na aankoop van Ned.Int.Lux.Kamp.Naschja v.h. Sneeuwhuis, W'65 en '66. Gekom­bineerd met de reu Sunna's Iwan, zoon van Polar King of Snowland (Hollandse kennel) x Kamp.Sunna v.h.Aardhuis, resulteerde dit in twee definitieve kampioenen n.l. Ned. Int.Belg.Lux.Kamp.Naschja's Arkhan, W'73 en Kamp.Naschja's Katincka, Jw'69 en W'72.

                                                       image022

Naschja’s Katincka

 

Op hun beurt hebben deze honden weer voor vele kampioenen gezorgd, zodat het uiteindelijk resultaat, na 12 ½ jaar fokken uit 14 nesten met lijn- en inteelt, 10 definitieve kampioenen opleverde. Diverse Samojedenliefhebbers in binnen- en buitenland hebben hun kennels opgebouwd of uitgebreid met "Naschja" honden. Toen mej. Kuipers, inmiddels geassocieerd met de heer Kabel in de Samoya kennel, in de zestiger jaren geen fokteven meer had, was het haar wens twee "Naschja"- teven te bezitten. Het werden Naschja's Trishka uit Sunna's Iwan x Kamp.Naschja v.h.Sneeuwhuis en Naschja Katincka's Sylva uit Kamp. Samoya's Sven x Kamp.Naschja's Katincka; de laatste een nestkeuze. Nog zie ik de enthousiaste gezichten van mej. Kuipers en de heer Kabel toen ze de nesten bekeken en konstateerden hoe goed het originele (lees Famingham) type bewaard was gebleven. Mej. Kuipers kon het weten, zij immers had de éérste uit Engeland geïmporteerde Famingham-honden van nabij gekend en de nakomelingen in bezit gehad. Veel succes behaalde Gijs Kraan met zijn twee reuen en teef, waarmee hij kennel "Kharasavey" begon, drie kinderen van Kamp. Naschja's Katincka's Ljoedmilla uit Kamp. Orlanka's Ikon, W'69en een reu Kamp.Naschja Katincka's Sven uit Kamp.Samoya's Sven.

 

EXPORT

                                             image024

team van Arthur Roost

 

In Zwitserland importeerde de heer Roost een reu en twee teven, omdat men, wat de Samojedenfokkerij betrof, volkomen was vastgelopen, vooral door verlies aan type en karakter. Reu en teef Kamp.Naschja Nanouska's Yack en Naschja Nanouska's Sandy zijn uit de kombinatie Sunna's Iwan x Kamp.Naschja Katincka's Nanouska, W'76 (grootvader x kleindochter) en de teef Kamp.Naschja Nanouska's Alfa is uit de kombinatie Kamp. Orlanka's Ikon, W'69 en Kamp.Naschja's Katincka. Ter verruiming van keuze importeerde de heer Roost begin 1977 nog drie reuen uit de kombinatie Ned.Int.Belg.Kamp. Naschja Nanouska's Popov, Eur.Sieger'77 en '78 x Kamp.Naschja Katincka's Nanouska (moeder-zoon-kombinatie).

                                                 image026

Jalmal’s Katincka

 

 Kennel "Sammie", Denemarken, eig. Kristine Steckhahn, breidde haar kennel eveneens uit met een Naschja-reu en teef, n.l. met Kamp. Naschja Katincka's Don (uit Kamp. Naschja Nanouska's Yack x Kamp.Naschja's Katincka) en Naschja Nanouska's Regina (uit Kamp.Naschja Nanouska's Popov x Kamp.Naschja Katincka's Nanouska). Tevens liet zij haar drie teven, gekombineerd Noors, Zweeds en Hollands bloed, dekken door verschillende "Naschja" reuen. Binnenkort gaat er een pup naar Canada uit de kombinatie Kamp. Naschja Katincka 's Nanouska x Tresor van Tamadejo, W'68, bestemd voor een dierenarts, die tijdens een studiereis in Nederland mijn honden zag en enthousiast was over het type en vooral de dikke, korte vachten. Het bleek, dat zij in het bezit was van een teef, grotendeels Kobe-bloed, waarvan haar de vacht niet beviel; een vacht, die de teef grotendeels ook aan haar nakomelingen had doorgegeven "te lang en te slap" zei ze "en daardoor niet funktioneel

 

FARNINGHAMLIJN

Vast staat, dat zowel de Engelsen als de Nederlanders in de twintiger jaren van hetzelfde basismateriaal zijn uitgegaan, ook de later, rond 1930, opkomende en belangrijk geworden kennels o.a. Kobe, Arctic en Snowland. Het zou wederom te ver voeren deze fokkerijen uitvoerig te bespreken, belangrijk evenwel is het grote stempel, dat ze op de verdere fokkerij in Engeland hebben gedrukt. Ook toen reeds was het mogelijk om te zien welke afstamming een bepaalde hond had. Vooral de Kobe kennel, met zijn grootse aanpak en export naar alle werelddelen, heeft een zeer eigen type Samojeed gebracht. Uitgaande van hetzelfde, beste, Farningham-materiaal hebben zij, jammer genoeg, nooit een gemeenschappelijke lijn gevolgd. De enige overeenkomst die hun fokprodukten hadden, waren de overvloedige vachten, vooral de Kobe-honden, de vrij massieve kortere snuiten en vaak te grote honden. Ook na de oorlog heeft zich deze ontwikkeling voortgezet maar, was er aan de Samojeed nog wel iets te ontwikkelen? Met alle goedbedoelde ontwikkelingen "verbeteringen" in Engeland is men in de fout gegaan. Voorbeeld is de "uitsluitend zwarte-neuzen-fokkerij". Uit fokproeven van Kilburn Scott is dit reeds gebleken. Ook zijn de voorname, intelligente expressie en hetjuiste type en karakter gedeeltelijk verloren gegaan. Vooral het vaak moeizame gangwerk is opvallend en inherent aan wijziging (verval) in type. Juist het lichtvoetige gangwerk typeert de Samojeed.

                                                       image028

Ernest Kilburn Scott met Prince Zouroff

 

STERKE BASIS

In tegenstelling tot Engeland heeft Nederland tot op heden het Famingham-type weten vast te houden, ruim een halve eeuw. Wanneer de basis, waarop de Famingham kennel in de twintiger jaren kwam te staan, niet voldoende sterk (door-gefokt) was geweest dan zouden de eerste Nederlandse kennels, en ook de fokkers daarna, dit resultaat nooit hebben kunnen bereiken.

 

GEZONDE KRITIEK

Toch gaan er ook in Engeland stemmen op wanneer men een verkeerde ontwikkeling bepeurt. In het Spring nr. 1978 van The British Samoyed schrijft mrs. Rose Lewis (Snowcryst-kennel) haar showreport, waarin enkele opvallende uitlatingen staan. Zij stelt o.a:

"The puppies today are far too mature, rarely, you see the very pretty one, with the beautiful puppycoat and the size of some of the puppies which come under me. I just couldn't believe it. I think one must try and find out what happened in different lines before they have a mating. Let us try and keep them in the standard".

Ook haar aanmerkingen op het gangwerk waren belangrijk:

"As regards movement, I couldn't agree more with all the comments and I simply deplore this Hackney action, it is not the right movement at all for a working dog. The movement I would like to see back in our breed is like the Siberian Husky". "Could these dogs work, could they stand on the ice and be able to move? I wonder".

Tot zover Mrs. Lewis. In hetzelfde Spring-nummer schrijft ook Judy Schirber een artikel, "Of Sams and sleds", waarin zij het volgende konstateert:

"Today's samoyed does not resembIe the first samoyed imported to England. Breeders preferring a specific "type" of head, coatlength and larger heavier bone, have produced a dog quite "incapable" of being fast let alone lugging around his own bulk. We have worked with different size dogs and are down to feeling that the small to medium- size dogs with light to medium bone are faster". En verder: "few people realise that the Siberian standard and the Samoyed standard are very similair. The two breeds parallel each other perhaps because they come from much the same heritage that of herding".

Zo gaat zij nog door om op het eind op te merken, dat het lang duurt voordat de Poolhond volwassen is, vooral de reuen, dat duurt zo'n 3 jaar; teven zijn wat vlugger "af". En hier zijn we dan aangeland bij een groot verschil tussen de huidige Engelse fokkerij en de Neder­landse; waar men bij de Engelse Sam reeds op ca. l/2-jarige leeftijd kan spreken van een volwassen hond, is daarbij vergeleken de Nederlandse Sam nog een volkomen onvolwassen en slungelig beest.

 

DE SAMOJEED ALS SLEDEHOND

Nog even terugkomend op de Samojeed als sledehond; in het mededelingen-bulletin van "Mushing Holland" staat een door Nel Schouten ingezonden artikel van Mel Fisch- back over de kynologische fantasie en de verdwijnende werk-Samojeed. "Werkende Sam ten dode gedoemd?"  Ook zij schrijft hier over de werk( slede) Samojeed en haalt een uitspraak aan van Mrs. Seekens, keurmeesteresse van Samojeden in de U.S.A. en Canada, die vroeger een klein maar zeer goed werkend team had:

"Het is een eerste vereiste, dat de Sam noch groot noch zwaar is; hij moet, dit is hoofdzaak, het oude type Samojeed benaderen van vroeger, uit de tijden toen ze geïmporteerd werden, want dit type is het meest geschikt om uit- stekend werk als sledehond te doen. De kleine honden dus, met voldoende, maar niet overmatig "bone" en gewicht. Voor een werkhond is essentieel dat het gangwerk in balans is, de bewegingen gracieus zijn en hij voldoende, maar niet overdreven, body bezit".

Tot zover dit artikel. Op de in mei '78 gehouden "Naschja"-reunie vroeg een der aanwezige keurmeesters mij: "Werkt deze hond?" doelend op een Samojeed met bijzonder goed en soepel gangwerk. Op mijn bevestigend antwoord zei ze: "Ja, dat dacht ik wel". Hoe belangrijk enige vorm van werken voor de konditie van de Sam is blijkt wel hieruit. In ons land kan, jammer genoeg, alleen maar sprake zijn van trekken voor een skelter en dan nog slechts in matige vorm.

 

ERE, WIE ERE TOEKOMT

Tot zover mijn artikel over de Samojeden. Ik wil graag eindigen met de woorden van ons aller Toepoel, die reeds in het verleden heeft gezegd: "Waak voor overdrijving". Het grote werk van onze vroegere kennels o.a. Samoya (bestaat nog altijd), Duinrand, Jetske, Tawau, v.d.Olden hove, v.Reckleben, v.Brauneck, v.Rehoboth en Van 't Hoveke, om er slechts enkele te noemen, mogen we niet verloren doen gaan. Met het oorspronkelijke rasbeeld, door de pionier Kilburn Scott ons geschonken, eren wij hen, daarmee ook de pioniers in Engeland en last but not least "de Samojeed als zodanig". 

 

                                                                                                                                                  Dicky Pauwels-Krul