BEROEMDE
KENNELS EN HUN EIGENAARS De samojeden van mw Kilburn Scott in Bromley, Kent. Voor het eerst verschenen in "The Queen," the lady's
newspaper. 15 mei 1909. De oprichting van de Samojeden Club moet ten goede komen aan een ras
dat een zeer groot aantal bewonderaars heeft in Engeland, terwijl de
vestiging van een fok-kennel op de lijnen van de kennel van mw Kilburn Scott
in Vale House, Burnt Ash-lane, te Bromley in Kent, in zekere zin tegemoet zal
komen aan de behoefte die er ongetijfeld bestaat aan een hond, die naast zijn
schilderachtige verschijning, veel heeft om hem aan te bevelen bij de meeste
hondeliefhebbers. Het ras is voor het eerst in Engeland ingevoerd door de heer Kilburn
Scott, ongeveer twintig jaar geleden, die zijn eerste hond kocht van een stam
Samojeden, in de Noord-oost Russische provincie Archangel, en de huidige
naam aan het ras gaf. Het is een misvatting om, zoals veel mensen, te denken
dat het eskimohonden zijn, omdat de typische samojeed wit is, en
waarschijnlijk afstamt van de siberische wolf van die kleur. Het is echt een
gedomesticeerde hond, maar de eskimohond, die van de grijze wolf afstamt,
weerstaat nog steeds alle pogingen om hem waarlijk tam te maken. Nansen gebruikte Samojeden op zijn expeditie naar het uiterste
noorden, en omdat er van dit ras ook gebruik is gemaakt tijdens de
Jackson-Harmsworth en andere expedities, houden de samojeden het record om
dichter bij de polen naar de zon geblaft en naar de maan gehuild te hebben
dan enig ander ras in de wereld. Duizenden jaren hebben de Samojeden deze
honden gebruikt om hun onmetelijke kuddes rendieren, die grazen op het mos
van de toendra's van Noord-oost
Rusland, West Siberië, Nova Zemlya en de eilanden Kolguev en Waigatz, voort
te drijven en bijeen te houden. Ze gebruiken ze ook als waakhonden en om
boten en sleden te trekken, en men behoeft de boeken van de Arctische
ontdekkingsreizigers maar te lezen om de waarde van de kranige en volhardende
samojeden in te zien bij het in kaart brengen van de uiterste einden van de
aarde. Nansen Johansen, die Nansen op zijn tocht begeleidde, geeft de meest
gedetailleerde informatie over de honden. Suggen, een van de twee die alle
anderen overleefden, en er waren er dertig meegenomen, was zijn favoriete
hond. Johansen schrijft over hem: "Hij is overduidelijk een personage
van belang onder de honden, hij neemt geen deel aan enig gevecht, en alle
andere honden geven aan hem toe. Hij is een soort opperhoofd, en ligt niet
aan de lijn zoals de anderen; hij gaat waar hij wil en heeft zijn eigen
kennel." Het lijdt geen twijfel dat, waar poolexpedities uitgezonden zullen
worden, er op de honden, waar mevrouw Kilburn Scott zo'n prachtige kennel van
heeft, een beroep zal worden gedaan om het meeste werk te doen, omdat het
onmogelijk is rendieren of ponies in te zetten, vanwege problemen met het
voedsel. Honden eten daarentegen hetzelfde voedsel (pemmican) als hun
meesters, en tevens beren-, walrus- of
zeehondenvlees. En als de nood aan de man kwam, zoals bij meer dan één
expeditie het geval was, worden de zwakkere honden gedood om de overige te
voeden, en in het uiterste geval vormen zij het voedsel voor de
ondekkingsreizigers zelf. Het staat vast dat de inboorlingen vaak hun honden
opeten als er tekort aan rendiervlees of vis is. In Engeland wordt de
samojeed natuurlijk alleen als gezelschap en waakhond gehouden, maar als hij
getraind is, is hij een goede hond voor de bestrijding van en de jacht op
ongedierte. In z'n algehele verschijning is hij knap en hij ziet er stevig uit,
terwijl zijn hellende schouders en goed gebogen hakken op snelheid duiden en
goed gangwerk als hij loopt. Hij heeft een trouw karakter jegens zijn
eigenaar, en heeft een vriendelijke aard, terwijl hij zeker een goede hond is
voor in huis, heeft hij genoeg weerstand om de zwaarste weersomstandigheden
te verduren, zelfs als hij in een buitenkennel wordt gehouden. Het uiterlijk
van de honden van mw Kilburn Scott is daarvan het bewijs, want van de winter
hebben ze vrij rondgelopen in Angmering, bij Worthing, en ze zouden nu zo de
showring in kunnen. Pearlene Door de
oprichting van de Samojeden Club, waarvan trouwens de heer F.J.Stadelmaier,
Prince's street 27a te W. de geachte secretaris is, is het noodzakelijk
geworden een standaard van raspunten op te stellen, als leidraad voor keurmeesters,
en om uniformiteit te bewerkstelligen. De volgende lijst, opgesteld door de
heer Kilburn Scott, kan van nut zijn voor de liefhebbers van het ras. Hij
wordt nu voor het eerst gepubliceerd: Kleur: Zuiver wit; wit met lichtgele aftekeningen; bruin en
wit; zwart en wit. De zuiver witte honden komen uit de noordelijkste streken
en zijn het meest typisch voor het ras. Uitdrukking: Bedachtzaam en opmerkelijk knap van gezicht;
vechtdriften zéér uitgesproken als ze worden opgewekt. Intelligentie: Een ongebruikelijke intelligentie, zoals blijkt uit
de vele taken waar de honden voor gebruikt worden bij het Samojedenvolk, en
het gemak waarmee men ze kunstjes kan leren. Afmetingen en gewicht: Reuen 48 tot 55 cm aan de
schouders, teven 46 tot 50 cm aan de schouders; gewicht ongeveer 18 kg. Hoofd: krachtig uitziend hoofd, wigvormig, maar niet
vos-achtig. Breed en vlak tussen de oren, geleidelijk smaller toelopend naar
de ogen; stop niet te uitgesproken; fijn besneden voorsnuit, niet te lang,
zonder dikke lippen; sterke kaken en regelmatige tanden. De neus mag zwart of
vleeskleurig zijn. Ogen: Heel uitdrukkingsvol en menselijk, schitteren bij
opwinding; schuin geplaatst en goed uiteen. De ogen zijn bij voorkeur donker,
maar andere kleuren zijn toelaatbaar. Oren: Recht opstaand, ver uit elkaar en vrij beweegbaar;
iets meer naar achteren geplaatst in vergelijking met de eskimo of chow-chow,
waar ze naar voren wijzen; driehoekig van vorm en niet te groot; van boven
licht afgerond. Lichaam: Welgevormd lichaam, maar niet gedrongen, met een
rechte rug; gespierd, met diepe ribben; de borstkas breed en diep, duidend op
krachtige longen; een recht front en een sterke nek. Benen: Goede botten, gespierd en niet te lang; de dijbenen
goed bevederd; de voorbenen recht, de achterbenen pezig en op snelheid
gebouwd. Voeten: Lang en licht gespreid om een goede grip te krijgen;
de tenen gebogen en goed aaneen; de zolen behaard en met goede kussentjes om
grip te geven en bescherming voor ijs en sneeuw. Staart: Lang en rijkelijk bedekt met uitstaand haar; over de
rug of zij gedragen bij aandacht, of als uiting van plezier; in rust
neerhangend, met alleen de punt iets opgekruld. Vacht: Lang en dik, goed uitstaand over het gehele lichaam,
speciaal over de rug; vrij van krul; de ondervacht zacht en wollig; grote
uitstaande kraag; het haar op het hoofd en de oren kort en zeer zacht. Ernest kilburn scott met
prince Zouroff De koningin is al lang een liefhebber van het ras, en Jacko, een
ingevoerde hond, was zeker een van de beste die we tot nog toe in Engeland
gezien hebben, terwijl de koning's Luska, hoewel nogal wat groter dan de
meeste samojeden, door velen bewonderd werd. Onder degenen die een pup uit de
kennel van mw Kilburn Scott hadden, bevinden zich Hare Majesteit de Koningin,
Lady Burgclere, Lady Tichborne, Lady Dundas, de eerw. hr Sidney Buxton, mw
Hwfa Williams, Lady Russel, Sir Ernest Cassel, prinses Montylyon, de eerw. mw
McLaren Morrison, Lady Sitwel, de eerw. Lilian Baring en mw Everit Everit. Velen zullen uit eigen ervaring aan mensen, die om inlichtingen
vragen, vertellen hoe buitengewoon interessant en mooi samojeden puppy's
zijn. Ze zijn terecht beschreven als "Teddyberen" en vertonen beslist
veel gelijkenis met het populairste speelgoed aller tijden. Als ze opgroeien
verliezen ze niets van hun charme, en toen aan mw Kilburn Scott de vraag
gesteld werd of de honden wel te vertrouwen waren met kleine kinderen,
luidde haar antwoord: "Ik kan U verzekeren dat ze veilig zijn. Onze
honden zijn altijd de beste kameraadjes van onze kinderen, en ze houden ervan
samen te ravotten. Een van hun favoriete spelletjes is de pantoffeljacht, en
het is heel vermakelijk te zien hoe de honden de pantoffel zoeken en er mee
vandoor gaan." Neva Prince
Zouroff
Russolene
Pearlene Een belangrijk punt in hun voordeel is dat ze bijna volledig
gevrijwaard zijn van ziektes, ze schijnen niet onderhevig te zijn aan hondeziekte
zoals andere rassen. Omdat hij geloofde dat het inbrengen van vers bloed het ras in
Engeland zeer ten goede zou komen, heeft de heer Kilburn Scott onlangs een
schitterende reu uit Australië geïmporteerd, die deel uit maakte van de meute
die gebruikt werd door de onderzoeker Borchgrevink. Hij werd geboren op de
"Southern Cross" op weg naar Antarctica, en is net uit de
quarantaine gekomen maar nu samen met de medebewoners van de Vale House
kennel in Bromley. Hij is 53 cm hoog aan de schouder en 89 cm lang. coll. W.M.Clay vert: Eris Koops. |